Antwoord op: Domme Dief

Er zijn vijf verklaringen waarin niets wordt gezegd over de mogelijke dader:

De verklaringen A1 en C1 lijken volledig tegenstrijdig te zijn, maar dat is niet zo! Hoewel hoogstens één van beide waar kan zijn, kunnen ze ook beide onwaar zijn! Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de verdachten A en C elkaar alleen kennen van de lagere school.

Over de verklaringen A2 en B3 kan niet veel gezegd worden (behalve dan dat het onwaarschijnlijk is dat verklaring A2 onwaar is en tegelijkertijd verklaring B3 waar is).

Verder blijkt uit de inleiding dat verklaring A3 waar is.

Op basis van een aanname over welke verdachte de dader is, kunnen we tellen hoeveel van de overgebleven verklaringen waar zijn:

Verklaring: A is de dader: B is de dader: C is de dader: D is de dader: Geen van de verdachten is de dader:
B1 onwaar onwaar waar onwaar onwaar
B2 onwaar waar waar waar waar
C2 waar onwaar waar waar waar
C3 onwaar onwaar onwaar waar onwaar
D1 waar waar onwaar waar waar
D2 waar waar waar onwaar waar
D3 waar onwaar onwaar onwaar onwaar
Totaal: 4 waar, 3 onwaar 3 waar, 4 onwaar 4 waar, 3 onwaar 4 waar, 3 onwaar 4 waar, 3 onwaar

Gecombineerd met het feit dat verklaring A3 waar is, geeft dit:

  A is de dader: B is de dader: C is de dader: D is de dader: Geen van de verdachten is de dader:
Totaal: 5 waar, 3 onwaar 4 waar, 4 onwaar 5 waar, 3 onwaar 5 waar, 3 onwaar 5 waar, 3 onwaar

Omdat er gegeven was dat er precies vier ware verklaringen waren afgelegd, moeten de verklaringen A1, A2, B3 en C1 onwaar zijn, en moet verdachte B de dader zijn.


Terug naar de puzzel
Deze website maakt gebruik van cookies. Door gebruik te blijven maken van deze website, of door op 'Ga verder' te klikken, geef je toestemming voor het gebruik van cookies. Wil je meer informatie, bekijk dan ons cookiebeleid.