Antwoord op: Alfabetblokken
Uit het woord EXAM concluderen we dat E en A niet op hetzelfde blok zitten.
Uit het woord OGRE concluderen we dat E en O niet op hetzelfde blok zitten.
Uit het woord OKAY concluderen we dat A en O niet op hetzelfde blok zitten.
Dit combinerend concluderen we dat A, E, en O op verschillende blokken zitten.
Stel dat A op blok 1 zit, E op blok 2 zit en O op blok 3 zit.
Uit de woorden BOXY en EXAM concluderen we dat X niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), E (blok 2), en O (blok 3), dus X zit op blok 4.
Uit de woorden BOXY en OKAY concluderen we dat Y niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), O (blok 3), en X (blok 4), dus Y zit op blok 2.
Uit het woord EXAM concluderen we dat M niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), E (blok 2), en X (blok 4), dus M zit op blok 3.
Uit het woord OKAY concluderen we dat K niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), Y (blok 2), en O (blok 3), dus K zit op blok 4.
Uit het woord BOXY concluderen we dat B niet op hetzelfde blok zit als Y (blok 2), O (blok 3), en X (blok 4), dus B zit op blok 1.
Uit de woorden BUCK en JUMP concluderen we dat U niet op hetzelfde blok zit als B (blok 1), M (blok 3), en K (blok 4), dus U zit op blok 2.
Uit de woorden PAWN en JUMP concluderen we dat P niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), U (blok 2), en M (blok 3), dus P zit op blok 4.
Uit het woord JUMP concluderen we dat J niet op hetzelfde blok zit als U (blok 2), M (blok 3), en P (blok 4), dus J zit op blok 1.
Uit de woorden CHAW en BUCK concluderen we dat C niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), U (blok 2), en K (blok 4), dus C zit op blok 3.
Uit de woorden CHAW en PAWN concluderen we dat W niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), C (blok 3), en P (blok 4), dus W zit op blok 2.
Uit het woord CHAW concluderen we dat H niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), W (blok 2), en C (blok 3), dus H zit op blok 4.
Uit het woord PAWN concluderen we dat N niet op hetzelfde blok zit als A (blok 1), W (blok 2), en P (blok 4), dus N zit op blok 3.
Nu moeten we nog drie letters hebben voor blok 1 en twee letters voor elk van de blokken 2, 3 en 4. We hebben de volgende letters nog over:
D, F, G, I, L, R, S, T, Z
Uit de woorden DIGS, FLIT en GIRL concluderen we dat I niet op hetzelfde blok zit als D, F, G, L, R, S en T, dus I zit op hetzelfde blok als Z.
Bovendien zitten I en Z op blok 2, 3 of 4.
Uit het woord ZEST concluderen we dat Z niet op hetzelfde blok zit als E (blok 2), dus Z zit op blok 3 of 4.
Uit het woord OGRE concluderen we dat G en R niet op hetzelfde blok zitten als E (blok 2), en O (blok 3), dus G en R zitten op blok 1 of 4,
maar niet op hetzelfde blok.
Uit het woord GIRL concluderen we dat I niet op hetzelfde blok zit als G en R (blok 1 of 4), dus I zit op blok 2 of 3.
Omdat Z op blok 3 of 4 zit, moeten I en Z samen op blok 3 zitten.
Nu hebben we alle zes letters van blok 3: C, I, M, N, O en Z.
Uit het woord GIRL concluderen we dat L niet op hetzelfde blok zit als G en R (blok 1 en 4), dus L zit op blok 2.
Uit de woorden FLIT en GIRL concluderen we dat F, G, L, R en T niet op hetzelfde blok zitten als L (blok 2),
en uit het woord ZEST concluderen we dat S niet op hetzelfde blok zit als E (blok 2). Dus D moet op blok 2 zitten.
Nu hebben we alle zes letters van blok 2: D, E, L, U, W en Y.
Uit de woorden GIRL en DIGS concluderen we dat G niet op hetzelfde blok zit als R en S.
Uit de woorden FLIT en ZEST concluderen we dat T niet op hetzelfde blok zit als F en S.
Dit combinerend, volgt dat F, R en S op hetzelfde blok (blok 1) moeten zitten,
en dat G en T op hetzelfde blok (blok 4) moeten zitten.
Nu hebben we alle zes letters van alle blokken:
Blok 1: A, B, F, J, R en S.
Blok 2: D, E, L, U, W en Y.
Blok 3: C, I, M, N, O en Z.
Blok 4: G, H, K, P, T en X.
Terug naar de puzzel